Kann ich (u) ........ helfen?
Wir helfen Ihnen/dir/ihr/ihm: 3e naamval.
Enkele werkwoorden in het Duits combineren standaard met de 3e naamval: danken, helfen, gratulieren en enkele meer.
Sie: 1e en 4e naamval.
Ihr/Ihren/ihren: haar, uw, hun (bezittelijk voornaamwoord).
........ du bitte nicht, dass wir am 5. November eine Verabredung haben?
Vergessen is een sterk werkwoord, dus de -e- verandert in -i-:
ich vergesse - du vergisst / vergisst du es nicht?
ihr vergesst
Gebiedende wijs: Vergiss es nicht!
die Verabredung: de (prive)afspraak
Er gaat iets niet helemaal goed.
Hoe zeg je in het Duits 'Dat is sneu.'?
Der Jammer (verouderd) gebruik je alleen bij een groot verdriet, niet bij een alledaags klein ongemak.
der Quatsch: nonsens, onzin, flauwekul
Quatsch machen: lol maken / onzin uitkramen
Das ist (der) Hammer: wow, super te gek!
Deze uitdrukking kan ook negatief worden gebruikt:
Das ist EIN Hammer: dat is een gigantische blunder!
Wir unterhalten (zakelijke) ........ Beziehungen zu diesem Unternehmen.
zaak (bedrijf): das Geschäft (algemeen), der Laden (winkel)
zaak in de betekenis van 'aangelegenheid': die Sache
geschäftig: druk/actief bezig zijn. Sie läuft geschäftig hin und her.
sachlich: zakelijk (i.t.t. speels of emotioneel) / objectief, reëel
sächlich: onzijdig (grammaticale term)