Gezegde: Het mooiste vermaak is leedvermaak.
Wer ........ Schaden hat, braucht für ........ Spott nicht zu sorgen.
Woorden met de uitgang -en zijn overwegend mannelijk, hier lijdend voorwerp: den Schaden.
Der Spott bestaat uit de stam van een werkwoord, hier na für, dus 4e naamval.
Wer vraagt naar het onderwerp: Wer hat einen Schaden?. Het is dus een 'vervangend onderwerp'.
Ich habe (mijn) ........ Bruder gefragt, ob er auch mitkommt.
Fragen is een werkwoord met de vaste 4e naamval:
Ich frage sie, Sie / ihn / meinen Bruder.
Fragen (een vraag stellen) en bitten (verzoeken) zijn veel voorkomende werkwoorden die met de 4e naamval combineren.
Ich frage dich / ihn / den Lehrer.
Ich bitte Sie / meinen Vater.
Zie voor verdergaande uitleg ook menupagina 'Overzicht Duitse Grammatica (extra tips)': Verschil Nederlands-Duits m.b.t. het ontleden van zinnen.
(Dat is noch vlees noch vis.)
Das ist ........ Fisch ........ Fleisch.
noch ... noch = weder ... noch: niet het een noch het ander
entweder ... oder = of ... of, stelt de keuze: het een of het ander
De twee andere opties bestaan niet.
(Levenswijsheid)
Wer will, sucht Wege. Wer nicht will, sucht (redenen) ........ .
Wie (iets) wil, zoekt naar wegen (om het te bereiken). Wie niet wil, zoekt naar redenen (waarom het niet kan/lukt).
der Grund - die Gründe: redenen, motivatie(s)
der Grundsatz - die Grundsätze: principes
mannelijke woorden, meervoud volgens de hoofdregel umlaut +e